Wilma Karels | Patchwork & Quilten

Medallionquilts en de overgang naar blokkenquilts

Als het economisch beter gaat, is dat ook in de hobbys terug te zien. Zo kwam het dat er duurdere stoffen gebruikt werden in de traditie van patchwork en quilten. Wat broderie perse en white work quilts daarmee te maken hebben, leest u op deze pagina.

Medallionquilts

Aan het eind van de achttiende eeuw werden de medallionquilts populair. Men kreeg de beschikking over mooie handbedrukte of handbeschilderde sitsen. Deze sitsen werden uit India geïmporteerd. Dit zegt dus iets over de economische omstandigheden. Een medallion werd ook vaak aangevuld met patchwork-randen. De geometrische figuren hiervan vormden meestal een eenvoudig patroon en waren groot van stuk.

Sits

Sits werd door de Hollandse en Engelse Oost-Indische compagnieën aan het einde van de zeventiende eeuw aangevoerd. Het was erg geliefd materiaal: het werd voor van alles gebruikt. Men bekleedde er muren en meubels mee en het werd gebruikt voor kleding. Ook in bepaalde klederdrachten komen we het tegen, bijvoorbeeld van Marken en Hindeloopen. Sits werd ook gebruikt voor beddengoed en gordijnen. De gangbare stoffen in Europa waren in die tijd damast, fluweel, wol, zijde, linnen en katoen. Sits verschilde hier erg mee. Het is geglansde katoen, die bedrukt werd met grote exotische Chinese motieven. Vaak werden er vogels, vlinders, exotische bloemen of beesten op geschilderd. De kleuren waren heel vrolijk en kleurecht. Vaak stond een levensboom centraal met daarom heen gebloemde randen die in de levensboom overgingen. Deze ‘palampores’ vormden de inspiratiebron voor de medallion-quilts.

Broderie perse

De sitsen werden gebruikt om er motieven uit te knippen. Deze motieven werden met een knoopsgatensteek op een lichte ondergrondstof geappliceerd. Op deze manier kon men van een kleine lap stof een veel groter oppervlak maken. Deze techniek heet ‘broderie perse‘. Het was wel noodzakelijk om zo te werken, want sitsen waren erg kostbaar. Allereerst was de schildertechniek om de sitsen te maken, erg tijdrovend. Daarnaast moesten de sitsen van ver gehaald worden: ze moesten een lange reis rond Kaap de Goede Hoop maken, voordat ze in Europa of Amerika aankwamen.
De Amerikaanse textieldrukkers speelden in op de medallion-mode. Ze maakten speciale stofontwerpen voor middenstukken en randen.

White work-quilt

Een ander soort quilt die beïnvloed was door de medallionmode en de Indiase motieven, was de white work-quilt. Het is een geheel witte quilt, die op een hele nauwkeurige manier doorgequilt werd. Vaak werd de quilt alleen voor speciale gelegenheden gebruikt. In het midden werd een groot motief gequilt. Dit kon bijvoorbeeld een dier zijn, bloemen, een boom of vogels. In eerste instantie werden er vaak oosterse motieven gebruikt, maar later komen er ook inlandse te voorschijn, zoals een treurwilg.
Rondom het middenstuk (de medallion), werden randmotieven gequilt. Deze patchwork patronen werden opgevuld (trapunto). De vlakken tussen de patchwork patronen werden op heel kleine afstand van elkaar dicht gequilt. Deze quilttechniek heet ‘stippling’. Stof was in de negentiende eeuw gemakkelijk en in ruime hoeveelheden te koop. Er was ook een grote verscheidenheid aan stoffen. Indiase stof werd minder populair, maar de invloed van deze stof op de Amerikaanse stofontwerpen was al duidelijk aanwezig.
De medallion-quilts verloren in de negentiende eeuw wat van hun aantrekkingskracht. Ze werden uiteindelijk alleen nog maar bij speciale gelegenheden gemaakt.

Terug naar overzicht