Wilma Karels | Patchwork & Quilten

De geschiedenis van de Nederlandse quilt – 6

De Nederlandse quilt in de achttiende eeuw

Zesde deel in de serie over de geschiedenis van de Nederlandse quilt

In eerdere delen van deze serie over de Nederlandse quilt heeft u kunnen lezen over de ontwikkelingen die de quilt doormaakte tot in de achttiende eeuw. In dit artikel kijken we naar een aantal doorgestikte rokken en dekens uit de achttiende eeuw, verschillen tussen Indiase en Hollandse producten en de opkomst van zogenoemde ‘dekenbladen’. Bent u benieuwd wat een boek met tuinontwerpen te maken heeft met de ontwikkeling van de Nederlandse quilt? Lees dan vooral verder in dit artikel!

geschiedenis quilten en patchwork

Jan Joseph Horemans, Familiebijeenkomst in Antwerpen, 1716

Een gele doorgestikte rok

Op bovenstaand schilderij, een groepsportret van een Antwerpse familie van Jan Joseph Horemans, is een doorgestikte rok te zien. In het midden van het schilderij zit een oudere vrouw met een gele doorgestikte zijden rok, waarover ze een schort draagt. Het patroon van deze rok bestaat uit schuine ruiten en de rok is aan de onderkant afgezet met een bloemenrand. Ook op schilderijen en tekeningen van Cornelis Troost zijn sitsen en zijden doorgestikte kledingstukken te zien.

Mannenjasje uit de Zaanstreek

Het Nederlands Openluchtmuseum heeft een doorgestikt mannenjasje in bezit, ook wel hemdrok genoemd. Het is een karmozijn geverfd jasje van een geglansde stof en wordt gedateerd rond het einde van de achttiende eeuw. De hemdrok heeft een tussenvulling van gekaarde wol en een voering van een eenvoudige donkerblauwe wollen stof. Zo was de drager van de jas verzekerd van bescherming tegen de kou! Het jasje is in schuine ruiten doorgestikt en sluit met een dubbele rij zilveren knopen. De schuine ruiten zijn zo’n anderhalve centimeter groot. Dit goed bewaarde kledingstuk uit de achttiende eeuw is afkomstig uit de Zaanstreek.

Het mannenjasje, gedateerd rond 1775-1800

Huisvrouwen aan het werk

Ook thuis maakten huisvrouwen of meisjes rokken, babypakdoeken en dekens van sits en katoendruk. Deze kledingstukken zijn bijna altijd eenvoudig, vaak lineair doorgestikt, soms schuin en soms recht op de draadrichting. Deze kledingstukken zijn duidelijk te onderscheiden van de decoratieve en luxe producten die beroepswerkers maakten. Zij gebruikten immers veel duurdere stoffen en ingewikkeldere doorstikpatronen. Aan het gebruikte materiaal is en was te zien hoe welvarend iemand was.

Werkwijze achttiende eeuw

De schuine ruit is in de achttiende eeuw nog steeds het meest eenvoudige en doelmatige stikwerk. De doorstikdraad is diagonaal geplaatst op het weefsel en kan daardoor meerekken en knapt minder gauw als er spanning op staat. Doorgestikte schuine ruiten bijvoorbeeld zien we terug in een zijden babyjasje met mutsje uit een particuliere collectie. Het stelletje is in Nederland gemaakt rond 1750 en komt van een welvarende familie. Het jasje is afgezet met fijne kloskant en wordt op de rug gesloten met drie paar blauwe lintjes.

Kloskant

Indiase stikwerk

Het Indiase stikwerk van de sitsen en zijden dekens verschilt van het Hollandse stikwerk. De Indiase dekens hebben geregeld een sitsen bovenzijde en een zijden voering en zijn best dik gevuld, meestal met katoenpluksel. Dit katoenpluksel werd als een dik vlies tussen de sitsen voorzijde en de zijden of katoenen voering gelegd. Vervolgens werd er met rijgsteken door alle lagen heen in een patroon doorgestikt. Dit doorstikken werd zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde gedaan. Soms werd het doorstikpatroon aan de voorkant op de sits getekend met een dunne lijn.

Indiase motieven

Sommige Indiase sits bestonden uit één groot motief, van bijvoorbeeld een levensboom of een tuin. Andere sitsen hadden kleinere motieven op de voorzijde staan met randen. De inspiratie voor deze patronen werd vaak ontleend aan de Franse zijden stoffen die de VOC meebracht vanuit Europa. In opdracht van kooplieden en handelaren van de VOC werden er ook sitsen dekens gemaakt met afbeeldingen van stads- of familiewapens.

Relatie tussen rokken en dekens

Het stikwerk van de Hollandse dekenstiksters toont het onderscheid tussen de Indiase en Hollandse doorgestikte dekens. Een voorbeeld is het groene zijden kinderdekentje van Kasteel Middachten. Qua patroon en techniek is deze deken gemaakt op de manier waarop ook rokken in ons land waren doorgestikt. Zodoende is dit dekentje het bewijs dat er een relatie was tussen het doorstikken van rokken en van dekens. Ook aan een doorgestikt exemplaar in de collectie van de Oudheidkamer in Texel is te zien dat er veel overeenkomst is met de rijk gestikte zijden rokken. Dit product is zo imponerend door het rijke doorstikpatroon dat het afkomstig moet zijn van een professionele dekenstikster!

Kasteel Middachten

Een winkel in Leeuwarden

In de Leeuwarder Courant wordt in juni 1762 reclame gemaakt voor een winkel die Indiase sits, Engelse katoendruk en Harlinger bonten en strepen te koop aanbiedt. Niet alle benamingen uit de advertentie kunnen nu nog worden verklaard, maar duidelijk is dat deze zaak ontzettend veel verschillende soorten stof verkoopt. Katoenen bont uit India, geruite stoffen en zelfs dekenbladen behoorden tot het assortiment.

Wat zijn dekenbladen?

Dekenbladen waren kant-en-klare bedrukte katoenen bovenkanten voor doorgestikte dekens, nu ook wel de ‘top’ genoemd. Waarschijnlijk is dit een typisch Nederlands fenomeen, zo’n dekenblad. In collecties in andere landen zie je dit niet terug. Wel zijn dekens soms samengesteld uit een stof voor het middenveld en een rand eromheen. Maar alles op één lap stof, dat is bijzonder. Naar alle waarschijnlijkheid zijn deze dekenbladen ontstaan onder invloed van de kant-en-klare sitsen dekenbladen uit India. Tot ver in de negentiende eeuw zijn dekenbladen gebruikt. Ze zijn onder andere teruggevonden op het eiland Marken. Meestal gaat het om zwart-wit-rood gebloemde katoen met een middenmotief. Dit motief herhaalde men in kwarten in de vier hoeken, net als bij veel sitsen dekens en doorstikpatronen.

Een nieuwe ontwikkeling

Later in de negentiende eeuw komt een productie van katoendruk op, speciaal voor het maken van gestikte dekentjes. Voor het middenveld is dat dan vaak een decoratief bedrukte gebloemde stof, een beetje geglansd, en voor het afwerken wordt een zogenaamde randstof gebruikt. Bij deze stoffen zijn er ook duidelijke kwaliteitsverschillen te ontdekken. De mooiste producten zijn veelkleurig en prachtig ontworpen, andere katoendrukkerijen maakten veel eenvoudigere soorten.

Dekengoed

De katoendrukkerij van de firma van Vlissingen in Helmond noemde de speciaal voor dekens bedrukte stoffen vanaf het midden van de negentiende eeuw ‘dekengoed’. Wie de dekenbladen toen werkt hebben tot doorgestikte dekens is onbekend. Het werk zou zowel door professionele dekenstiksters als door huisvrouwen thuis zijn gedaan.

Eenvoudige motieven

Tijdens de achttiende eeuw werden dekens in Nederland doorgestikt in eenvoudige patronen, gebaseerd op rechte en schuine lijnen. Hier en daar werd gebruikte men eenvoudig bloempatroon. De dekens uit India hadden veel meer verschillende motieven. Indiase patronen varieerden van rijk bewerkt, met bijvoorbeeld bloemen, tot een patroon van schuine lijnen met in het midden een rozet en op de hoeken een hoekmotief. Dekens met zulke patronen waren natuurlijk veel duurder vanwege het vele werk dat de vervaardiging ervan kostte.

Verandering in patronen

In de loop van de achttiende eeuw trad er een verandering op in de patronen bij de luxere Indiase sitsen dekens. Deze dekens werden in opdracht van de V.O.C. voor Europa gemaakt. In de zogenaamde ‘Eisen van retour’, die de V.O.C. gebruikte om de wensen door te geven, stond de sits wel duidelijk beschreven, maar het stikwerk niet. De Nederlandse dekens die bewaard zijn gebleven, zijn altijd volgens een bepaald West-Europees patroon doorgestikt.

Florale motieven in de mode

Gedurende de eerste helft van de achttiende eeuw komen nieuwe doorstikpatronen in de mode. Ze doen denken aan de ornamenten van volkskunst. Rozetten staan in het midden, brede randen versieren het middenveld en hoekmotieven verrijken de hoeken met harten en sterren. Deze patronen lijken op motieven van beschilderde meubels, tegels, knipsels en borduurwerk. Allerlei florale motieven, zoals blaadjes, bloemknoppen, tulpen en granaatappels verschijnen op dekens.

Tuinontwerpen

In de zeventiende en achttiende eeuw is regelmatig gebruik gemaakt van tuinontwerpen voor borduurwerk en andersom. Den Nederlandtsen Hovenier blijkt het boek te zijn dat het meest van toepassing zou kunnen zijn op doorstikpatronen. Dit boek is geschreven door Jan van der Groen en voor het eerst gedrukt in 1668. Vergelijkbare ontwerpen als voor tuinen zien we ook terug bij dekens, namelijk sterren, harten, tulpen, krullen, hoekvullingen en randmotieven. Het is dus goed mogelijk dat het populaire boek door de VOC naar India is meegenomen als voorbeeld te dienen voor de doorgestikte deken voor de Hollandse markt.

Uit het boek Den Nederlandtsen Hovenier

In het volgende deel van de serie komt naar voren hoe de stikpatronen in het midden van de achttiende eeuw opnieuw veranderden. Dit keer naar ronde vormen en vlakvullende lijnen.

Terug naar overzicht