De geschiedenis van de Nederlandse quilt – 7
5 x hoe dekens werden doorgestikt in de achttiende eeuw
Zevende deel in de serie over de geschiedenis van de Nederlandse quilt
In alweer het zevende deel van deze serie kijken we nog een laatste keer naar de ontwikkelingen die de Nederlandse quilt doormaakte in de achttiende eeuw. Zoals beloofd leest u in dit artikel hoe de stikpatronen veranderden naar ronde vormen en vlakvullende lijnen. Ook zetten we de vijf manieren op een rijtje waarop dekens werden doorgestikt in de achttiende eeuw.
Eenvoudige patronen
In het midden van de achttiende eeuw, in de periode van 1750 tot 1780, veranderen de stikpatronen. Het nieuwe doorstikpatroon in de dekens heeft ronde vormen en wordt gekenmerkt door vlakvullende lijnen. Het resultaat ziet er eenvoudig uit, minder professioneel en lijkt daarom op handwerk dat thuis gemaakt zou kunnen zijn. Steeds is er een centraal motief, bijvoorbeeld een ster of een bloem. Het kwart van dit motief herhaalt zich in de hoeken van de deken. Bij andere dekens zie je dat er een rand rondom is gequilt.
Voorbeeld uit een poppenhuis
Een eenvoudige vorm van zulk quiltwerk is terug te zien op de dekens van poppenhuizen. In bijvoorbeeld het poppenhuis van Sara Rothé in het Frans Halsmuseum in Haarlem worden dergelijke sitsen dekens op de bedden gebruikt. Op de twee bedsteden in de kinderkamer, op het hemelbed in de provisiekamer en in de kraamkamer zijn deze dekens te vinden. Ook in het poppenhuis van het Grachtenhuis in het Rijksmuseum en in het poppenhuis van Lizzy Ansingh zien we de typische achttiende-eeuwse dekens terug.
Manieren om het stikpatroon aan te brengen
Er zijn relatief veel dekens en doorgestikte voorwerpen uit de achttiende eeuw bewaard gebleven. Vandaar dat het mogelijk is om verschillende manieren aan te wijzen voor het aanbrengen van het door te stikken patroon. Er zijn vijf verschillende manieren waarop zowel Indiase als Nederlandse dekens zijn doorgestikt.
-
Rijgsteken
Dit is de meest eenvoudige methode. Rijgsteken werden in diagonale of rechte lijnen aangebracht over het hele stuk stof. Soms werden de steken in een vierkant op gelijke afstand van elkaar gezet. Bij andere dekens werden de lijnen in kwarten gericht naar het centrum. Bij weer andere dekens zijn de lijnen gekruist. Ook zijn er dekens bewaard gebleven waarbij er zowel in de lengte als in de breedte werd doorgestikt. De stiklijnen werden dan op gelijke afstand van elkaar gehouden voor een soepel geheel.
Rijgsteken die in India gebruikt waren voor het doorstikwerk, waren groter dan de rijgsteken in het Hollandse stikwerk. Dit komt door het verschil in de dikte van de dekens. Indiase dekens hadden een tussenvulling van katoenpluksel, Hollanders gebruikte geweven wol als vulling voor de sitsen dekens.
-
De doorstuifmethode
Een andere manier was een onafhankelijk doorstikpatroon met het accent op de achterkant van de deken. Het patroon werd dan op de deken aangebracht door middel van de doorstuifmethode. Dit is vaak gebruikt bij het vervaardigen van sitsen dekens in India. Het gaat bij deze dekens om de achterzijde, het stikwerk aan de voorkant kun je nauwelijks zien. Bij kledingstukken is het anders. Dan is het stikwerk aan de voorkant wel duidelijk aanwezig. Het patroon moet doorgestoven of getekend zijn. Doorstuiven is een oude techniek. Men gebruikt er een ontwerp voor van stevig papier of perkament. Daarop wordt het patroon in gaatjes geprikt. Vervolgens wordt houtskool of kalk door die gaatjes gestoven. Voor handwerktechnieken was dit de manier om een moeilijk patroon op de stof te brengen. Als het geperforeerde perkament of papier werd weggehaald, stond het patroon op het textiel. Soms werd de tekening nog met een potloodlijn verduidelijkt.
-
Doorstikken aan de bovenzijde
Als een doorstikpatroon was aangebracht over de bestaande sits heen, kon men ook aan de bovenkant doorstikken. Het patroon werd dan eerst voorgetekend met een vlotte penseelstreek. Deze methode werd waarschijnlijk weinig gebruikt en alleen in India werd er op deze manier gewerkt.
-
Doorstikken aan de voorzijde
Men kon ook het patroon van de sits volgen door het doorstikken te doen met de voorzijde naar boven. Het quiltpatroon is dan gelijk aan het sitspatroon. Wereldwijd zijn er nu drie sitsen dekens bekend die op deze manier zijn doorgestikt, dus in het sitspatroon van de voorkant. Twee van deze drie dekens zijn in Holland gebruikt. Het gaat om een Marker doopdekentje uit de collectie van het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen en de deken die oorspronkelijk behoorde tot de collectie van het Huis Eerde in Ommen. Bij deze manier van stikken zie je dat het quiltpatroon op sommige plekken heel vol en druk is en op andere stukken minder. Op de achterkant ontstaat een rommelig effect. Een ander nadeel van deze methode is dat de deken door de stiksels plaatselijk nogal stug en stijf kan aanvoelen.
-
Lapjespatroon als leidraad
De laatste manier is een methode waarbij het lapjespatroon van de voorzijde wordt gevolgd bij het doorstikken van de lappendeken. In Nederland was het gebruikelijk om altijd op de naden tussen de lapjes door te stikken wanneer de lappendeken een tussenvulling had. Dat is heel anders dan wat bij Amerikaans patchwork gedaan wordt. Daar quilte men bij voorkeur juist op enkele millimeters van deze zogenaamde ‘ditch’.
In het volgende deel in de serie over de geschiedenis van de quilt leest u hoe het doorstikwerk geleidelijk veranderde in het midden van de achttiende eeuw.
Terug naar overzicht